prog: 501
squelettes/rubrique-3.html

een eeuw cultuur

Van «Maison du Rire» (1907) tot «Cinema Nova» (1997)

Wie voor de eerste keer Nova binnengaat is vaak onder de indruk van de staat van het gebouw. Sommige mensen slaken een verraste kreet, anderen vragen voorzichtig: «Zijn jullie nog aan het verbouwen?». En toch, hoewel er niets is overgebleven van de oorspronkelijke versieringen en cinematografische installatie, heeft de zaal niets van haar charme en ziel verloren.

Voor de niet-aankleding van Nova is bewust gekozen. Een keuze die de architecturale inconsequenties en de sporen die de tijd heeft achtergelaten, zichtbaar maakt. De bewogen geschiedenis die de zaal toont, is ook symbolisch voor een periode van achteruitgang van de culturele situatie in Brussel in het algemeen en van de filmzalen in het bijzonder.

In het begin van de eeuw werd de charme van de zaal bepaald door de 390 zitplaatsen, de niveauverschillen, het podium, de prachtige gordijnen en een later toegevoegde orkestbak. Omringd door taveernes, theaters en concertzalen, die ondertussen verdwenen zijn, groeide het cabaret, dat over één van de mooiste orgels in Brussel beschikte, al snel uit tot vaudeville-theater. Na verschillende naamsveranderingen - Maison du Rire (1907), Cinéma Mondain (1908), Théâtre du Bois Sacré (1911) en Théâtre des Capucines (1919) - werd de zaal in 1935 verbouwd : toiletten vervingen de loges en een projectiekamer werd ingericht op het balkon. Zo ontstond een intieme bioscoopzaal waarvan het geraffineerde decor een sobere sfeer uitademde, een sterk contrast met de overdreven gedecoreerde zalen die met grote publieksfilms de massa trachtten te bereiken.

1935-1987: de "Studio Arenberg"
Tijdens haar eerste levensjaren is Studio Arenberg een ietwat elitaire cinema die vooral aandacht besteedt aan de meest vernieuwende Amerikaanse films. Daarna wordt het één van de weinige Brusselse bioscopen die zich richt op films buiten de massaconsumptie, op eerste producties, op niet erkende regisseurs, op de zogenaamde « marginale » film.
De cinema is tijdelijk verbonden aan een bistro uit de « Rue des Bouchers » en wordt achtereenvolgens geleid door een geschifte ingenieur, een filmcriticus en een communistische kanunnik. Aan het einde van de jaren 60 ontsnapt de Studio op het nippertje aan het lot omgevormd te worden tot club voor NAVO-officieren. Een filmdistributeur die ook de Twinsbioscoop in de Passage 44 beheert, neemt de zaak over. De kelders worden vergroot om er een « club voor filmliefhebbers » in te richten, een bar waar ontmoetingen en debatten met regisseurs georganiseerd worden.
Iets minder dan twee decennia later wordt de zaal overgenomen door Cinélibre, ook de filmdistributeur die nu de filmzaal Arenberg beheert. In 1977 telt de zaak niet meer dan 160 plaatsen en verdwijnt het balkon, om plaats te maken voor een tweede zaal met 70 plaatsen, waardoor films langer op de affiche kunnen blijven.

Als de Kredietbank het gebouw aankoopt, wordt het huurcontract met Cinélibre niet verlengd. Op 28 mei 1987 moet de oude cinemazaal in de Arenbergstraat haar deuren sluiten. De ruimte wordt helemaal ontmanteld, waardoor -per ongeluk- de orkestbak en het balkon opnieuw tevoorschijn komen. Maar in plaats van nieuwe kantoorruimte te creëren, wat eigenlijk de bedoeling was, wijzigt de nieuwe eigenaar zijn plannen en wordt de zaal alleen gebruikt om oude meubels in op te slaan.

1997-heden: "Nova"
Pas na 10 jaar maakt de Kredietbank een einde aan deze wantoestand en tekent een overeenkomst die het tijdelijk gebruik van de zaal mogelijk maakt, zodat Nova opgericht kan worden. De zaak wordt in enkele weken opnieuw bruikbaar gemaakt. Nova mag er gratis over beschikken tot eind 2000. Vervolgens wordt er een huurcontract gesloten met de firma Almafin, voor een beperkte periode. Dit huurcontract is geldig tot eind 2004.
Maar de situatie wijzigt weer, eind 2002 krijgt de zaal alweer een nieuwe eigenaar. Vanaf nu is het de Vlaamse Gemeenschap die de sleutel tot de toekomst van Nova’s muren in handen heeft. De eigenaar is nu geen commercieel bedrijf meer, maar een overheidsinstelling, wat positief is: voor de eerste keer is er een kans om de kwetsbare positie van Nova te versterken. Maar er staat natuurlijk meer op het spel dan alleen de simpele vraag wie het gebouw gebruikt en beheert. De inzet voor Nova is om zich op lange termijn staande te houden, met behoud van haar eigen identiteit en bijzondere karakter.



"Net omdat Nova datgene toont wat door de mazen van het net glipt, blijft het kleinschalig. Het is sowieso al moeilijk binnen het niet-commerciële circuit om de pers te halen. Het marktsegment dat bestreken wordt, is immers zeer klein. Ik schop hier open deuren in, maar Nova heeft een nog kleiner marktsegment. Grote Amerikaanse producties die uitkomen krijgen meerdere persvisies die reeds lang op voorhand aangekondigd zijn. Voor Nova kan dit vanzelfsprekend niet : de kopie moet beschikbaar zijn, persvisies kosten veel tijd, geld en werk. De eenmaligheid van de persvisies is vaak een probleem, zeker als ze niet lang op voorhand aangekondigd worden. Vaak moet je dan een keuze maken. Die keuze kan gaan tussen een grote Amerikaanse productie en een kleine film. Rekening houdend met het publiek waarvoor je schrijft en de eisen die de redactie stelt, is die keuze snel gemaakt..."
(Jan Temmerman, filmjournalist De Morgen)

"Er kwamen vaak mensen bij ons over de vloer die actief waren op het terrein van film en video, maar die een nijpend gebrek aan ruimte ondervonden om hun ding te tonen. Bijna overal in Brussel vielen zij uit de boot. Er was blijkbaar nood aan iets tussen het filmmuseum en het betere commerciële circuit. Tegelijkertijd begon Brussel 2000 te broeien. Er waren de eerste echo’s van het stadsproject dat ze wilden uitschrijven, over het herdynamiseren van de stad en het gebruik van lege ruimtes en zo. Met Cinema Nova wilden we een boodschap brengen aan de ploeg van Brussel 2000, omdat het een echte uitdaging aan de stad en al zijn componenten was. Tonen dat cultuur een motor voor de dynamisering van de stad kan zijn, en alzo de link leggen tussen cultuur en stedelijkheid".
(Patrick Moyersoen, toenmalig medewerker van de Beursschouwburg, over Nova"s voorgeschiedenis)

"Nova is een lovenswaardig initiatief. Maar ze moeten oppassen dat er niet dezelfde fout gemaakt wordt als met de wijkbioscoop. Wat zijn de oorzaken van de teloorgang van de voormalige wijkbioscopen. Niet direct de opkomst van de grote zalen à la Kinepolis. Wél de slechte kwaliteit van het materiaal, en bijkomend het vaak onvriendelijke onthaal. Op zeker moment begon de gelegenheid zich voor te doen om dezelfde films in betere omstandigheden te zien. En toen bleef het publiek weg.
(Dominic Deruddere, die enigszins beschaamd toegaf nog nooit in Nova te zijn geweest...)

"De charme van Nova is de convivialiteit, sterk contrasterend met zoiets als Kinepolis. Je gaat naar een film en achteraf kan je gezellig napraten in de bar beneden, of je nu met vrienden bent of gewoon een praatje slaat met een andere tooghangers. Bijvoorbeeld, die film van Bucqoui, dat was een gebeurtenis, die had een ongelooflijk mobiliserend effect. En achteraf kon je je mening kwijt in de bar".
(Een fan ongetwijfeld!)

"Ja, er is zeker behoefte aan, hoe langer hoe meer zelfs! Sommige regisseurs, wiens werk zeer de moeite is, kan je nergens meer zien, behalve in Nova dan. Ik denk bijvoorbeeld aan Boris Lehmann... Andere bioscopen, zoals Arenberg en Vendome, die toch een kwalitatief goede programmatie bieden, zijn steeds meer gebonden aan geldende quota’s en publiekscijfers. Zelfs gesubsidieerde distributeurs interesseren zich niet voor kleinschalige, onafhankelijke producties".
(Ana Torfs, cineaste)



squelettes/rubrique-3.html
lang: nl
id_rubrique: 514
prog: 501
pos: aval